De reis van de Lepelaar

Met hun lepelvormige snavel, roomwitte verenkleed en lange poten zijn lepelaars een opvallende verschijning. Het Deltagebied is van groot belang voor lepelaars, zowel om te broeden als tijdens de voor- en najaarstrek. In de winter verblijven veel lepelaars in Zuid-Europa en Afrika, om in het voorjaar weer terug te keren om hier te broeden.

Ga mee op hun fascinerende reis!

De lepelaars komen weer thuis

Een vliegende lepelaar is goed te herkennen: een de lepelvormige snavel, de lange hals recht vooruit en de poten gestrekt naar achteren. In het vroege voorjaar keren ze terug in Nederland. Na duizenden kilometers vliegen vanuit hun overwinteringsgebieden in het zuiden landen de lepelaars weer op Nederlandse bodem, vooral in het Deltagebied, het IJsselmeergebied en de Wadden. Op tijd terug voor het broedseizoen.  

Terug naar de plek van geboorte
Lepelaars keren vaak terug naar de plek waar ze geboren zijn. Daar bouwen ze een nest en beginnen aan de zorg voor een nieuwe generatie. Ze leggen meestal 3 of 4 eieren waar ze ongeveer 25 dagen op broeden. Nadat ze uit het ei zijn gekropen duurt het zo’n 6 weken voordat de jonge lepelaars kunnen vliegen.  

Een lepelaarpaartje maakt lange dagen op zoek naar voedsel voor hun kleintjes. Het getij bepaalt het zoekgebied. Rond laag water zoeken ze voedsel in zoute getijdengebieden, bij hoog water verplaatsen ze zich naar het ondiepe water aan de andere kant van de dijk. Met hun kenmerkende snavel zwaaien ze van links naar rechts door het water op zoek naar kleine vissen en garnalen.  

test

Bijna verdwenen
De lepelaar was bijna als broedvogel uit ons land verdwenen. Rond 1970 waren er nog maar 150 broedparen in Nederland. Door drooglegging van moerassen en het grootschalige gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw ging het bergafwaarts met de soort. Dankzij onder andere intensieve bescherming en de ontwikkeling van natte natuurgebieden wist de lepelaar zich te herstellen. Vandaag de dag zijn er meer dan 4000 broedparen in Nederland en kunnen we weer volop genieten van deze prachtige soort.  

Nieuwe uitdagingen
De bescherming van de soort blijft belangrijk. De toekomst brengt nieuwe uitdagingen voor de lepelaar mee. Door klimaatverandering stijgt de zeespiegel en neemt extreem weer toe. Nesten lopen daardoor vaker onder of spoelen weg, soms voordat er ook maar één jong is uitgevlogen. Ook windmolens en hoogspanningsmasten zijn voor vliegende lepelaars gevaarlijke en dodelijke obstakels in het landschap. 

Op krachten komen

De zomer loopt ten einde en het is tijd om op krachten te komen. De lepelaars verzamelen zich in gebieden waar zowel voldoende voedsel als voldoende rust te vinden is. Dat is hard nodig omdat de vogels nu gaan ruien. Het vervangen van de grote veren kost veel energie. Voldoende eten is nu extra belangrijk, een grote energievoorraad is straks nodig voor de lange reis naar het zuiden.  

De lange reis naar het zuiden

Een zacht, bijna onopvallend ‘oek’ geluid is het sein om te laten weten dat ze klaar zijn voor vertrek. De jongen zijn zelfstandig, het eerste deel van de rui zit erop en de koude winter is in aantocht. Het is tijd om de lange reis naar het zuiden te starten.  

Stap voor stap
Ongeveer de helft van de lepelaars blijft in Europa, de andere helft trek door naar West-Afrika. Lepelaars volgen zoveel als mogelijk de kustlijn van Frankrijk en Afrika. In Spanje trekken ze ook vaak door het binnenland. Ze leggen deze tocht niet in één keer af, maar trekken stapsgewijs. Waterrijke gebieden langs de kust vormen op de route belangrijke rust- en voedselplekken. Hier komen ze weer op krachten om aan de volgende etappe te kunnen beginnen.

Foto: Sebastien Bouffartigue

Ingebouwd kompas
Jonge lepelaars die aan hun eerste tocht beginnen, trekken zonder hun ouders naar het zuiden. Wel vliegen ze vaak in grote groepen mee met andere volwassen vogels, die hen vermoedelijk de weg wijzen. Daarnaast hebben de vogels een soort ingebouwd kompas, waarmee ze zich aan de hand van de zon, maan, sterren en het aardmagnetisch veld kunnen oriënteren. 
 

Tocht vol gevaar
De reis is zwaar. Het kan tot twee maanden duren om de overwinteringsgebieden te bereiken. Onderweg komen de lepelaars allerlei gevaren tegen, zoals jacht, uitputting en botsingen met hoogspanningskabels en windmolens. Ook verdroging van belangrijke wetlands door klimaatverandering en veranderend landgebruik kan de reis nog moeilijker maken.  Gemiddeld haalt maar zo’n 40% van de jonge lepelaars hun winterbestemming. 

Foto: Alain Oeslick

De grote oversteek

Na een tocht van zo’n 2000 km bereikt een deel van de lepelaars het zuiden van Spanje. In de uitgestrekte moerassen en lagunes vinden ze voedsel en rust om bij te komen van de lange reis. Een deel blijft hier om de winter door te brengen. Anderen maken zich klaar voor de grote oversteek over open zee en hebben nog eens 2000 km langs de westkust van Afrika voor de boeg.  

Jonge reizigers
Onder de reizigers vallen de jonge vogels op: ze zijn te herkennen aan hun zwarte vleugelpunten. Voor hen is Spanje of Portugal vaak de eindbestemming. Hier vinden ze voedselrijke gebieden om bij te komen van hun eerste trek en allerlei ervaringen op te doen. Tijdens een volgende trek wagen sommigen van hen alsnog de sprong naar Afrika, al besluiten lepelaars steeds vaker om in Zuid-Europa te blijven. Toch is ook hier het leven van de lepelaar niet zonder risico’s. Door toenemende droogte staan de moerassen en lagunes er steeds vaker onder druk. Minder water betekent minder voedsel – en daarmee een nieuwe bedreiging voor de soort. 

Foto: Ruben Rodriguez Olivares

Overwinteren in Afrika

Na een tocht van in totaal zo’n 4500 kilometer bereiken de laatste lepelaars hun overwinteringsplek: het uitgestrekte nationaal park Banc d’Arguin in Mauritanië. Door de ondiepe wateren, kleine eilanden en uitgestrekte kustmoerassen is dit gebied een voedselparadijs voor miljoenen vogels. Toch is ook dit gebied niet zonder bedreigingen. Door overbevissing in de omliggende wateren kan het voedselaanbod voor vogels afnemen. En ook voor roofdieren is Banc d’Arguin met de vele vogels een aantrekkelijk gebied.  

Voor de lepelaars betekent Banc d’Arguin drie maanden van voedsel en relatieve rust. Ze zoeken vissen en garnalen in de ondieptes en komen weer op kracht. Want als de winter voorbij is worden ze weer aangespoord om te beginnen aan de lange tocht terug naar het noorden.

Meer weten over de vogeltrek? Lees hier verder!

Foto: Marycha Franken

Hier is Jonas nu

Jonas, één van de gezenderde lepelaars, is nog steeds in Zeeland. Waarschijnlijk gaat hij hier overwinteren. Spannend, want zal ook deze winter zacht genoeg zijn om hier te kunnen overleven?

Jonas zoekt voedsel in het Oosterscheldegebied met af en toe een uitstapje naar bijvoorbeeld Saeftinghe of Waterdunen.

Foto: Dirk Blondeel
Opkomend tij

Hoe ontstaat het getij?

In ruim zes uur wordt het vloed – het water wordt hoger, daarna wordt het in dezelfde tijd eb – het water wordt weer lager. Eb en vloed ontstaan door de aantrekkingskracht van de maan op het water op aarde.

 

De maan trekt als het ware aan het water, waardoor het water in de zeeën een bepaalde kant op beweegt. De aarde draait om haar eigen as en om de zon heen. Daardoor is de plek waar de maan het sterkst aan het water trekt telkens verschillend.

 

Bekijk het WERKELIJKE GETIJ en UITLEG.

Meer weten?

Meer over het Getij